Home>

Paragraaf 3 Geschiedenis van de moderne sport, opdracht 14

Paragraaf 3 Geschiedenis van de moderne sport

 

Opdracht 14

Lees de volgende tekst en geef in vier korte stellingen aan welke redenen er aan het begin van de moderne sport waren tegen sportbeoefening door vrouwen.
Schrijf de stellingen in jer boek op bladzijde 91.

 

Sport en gender

De sport die aan het einde van de negentiende eeuw ontstond, werd overwegend bedreven door mannen uit de bovenlaag van de samenleving, ook het voetbal. Men achtte vrouwen veelal ongeschikt voor sport. Daar werden verschillende reden voor gegeven:

a. Fysiek
Volgens de gangbare normen was de vrouw het ‘zwakke geslacht’. Ze had beperkte fysieke mogelijkheden. Bij sport spelen fysieke aspecten juist een grote rol.

b. Medisch
Vanuit de medische wetenschap werd aangegeven dat de vrouw economisch moest omgaan met haar energie. Ze had immers een bestemming als moeder. De vrouw moest niet teveel energie verspillen aan sport.

c. Moreel
Sport stond voor agressie, kracht, snelheid, dominantie en leiderschap. Destijds werden dat gezien als ‘mannelijke waarden’. Het waren waarden die niet bij vrouwen pasten. Waarden die wel bij de vrouw pasten waren: zedigheid, deugdzaamheid en fatsoen. De kledingeisen voor vrouwen waren: hooggesloten, de voet bedekt en nooit zonder hoofddeksel.

d. Mensbeeld
De vrouwen zouden hun vrouwelijkheid verliezen door te sporten. Dit argument boezemde de dames angst in: hun kansen op de huwelijksmarkt zouden er door afnemen.

Twintigste eeuw: emancipatie van de vrouw in de sport

In het begin van de twintigste eeuw kwam er meer waardering voor sport en lichamelijke oefening. Men zag voordelen voor de gezondheid van de vrouw, vooral voor de vrouw uit de hogere burgerij. Die werd in het dagelijks leven fysiek niet echt uitgedaagd. Ze had veelal een slechte conditie. In sommige sporten kon de vrouw in deze tijd een plaatsje veroveren, zoals in golf, tennis, roeien, turnen, handboogschieten, wandelen en schoonrijden (schaatsen). Er was daarbij wel nadrukkelijk aandacht voor de sportkleding: deze diende niet in strijd met de zedelijkheid. Zo werd door de dames lange tijd een witte hoed gedragen. Met deze traditie werd pas gebroken rond 1920, door de tennisrivalen Suzanne Lenglen en Helen Wills Moody.

De emancipatie van de vrouw in de sport zet echt serieus door na Tweede Wereldoorlog en dan vooral vanaf de jaren zestig. Het is nu min of meer algemeen maatschappelijk geaccepteerd dat de vrouw aan sportbeoefening doet.