Home>

Paragraaf 8 Oefentoets bij hoofdstuk 5, opdracht 42

Oefentoets

 

Open vragen

1. In de TeNaCH (het Oude Testament) werd God onder andere voorgesteld als Bevrijder. Licht dit toe. Wat was de achtergrond hiervan?

2. Wat is een belijdend gebed?

3. Een andere manier om als gelovige in contact te komen met God is het meedoen aan religieuze rituelen. Geef twee voorbeelden.

4. Wat betekent monotheïsme? En geef een voorbeeld.

5. Wat is atheïsme?

6. God kan zowel transcendent en immanent zijn. Legt dit uit.

7. Waarom is Jezus van Nazareth zo'n belangrijke persoon voor het christelijk geloof?

8. Een idee van een God die het goede en het kwade in zich huist, is niet goed. Waarom niet?

9. Wat is het humanistisch atheïsme? Licht je antwoord toe.

10.  Er is een weg naar de opheffing van het lijden: het volgen van het Edele Achtvoudige Pad. Geef dit pad weer in acht steekwoorden.

 

Multiple-choice vragen: goed of fout

  1. Adonai is een andere naam voor Allah.
  2. Immanent betekent: aanhanger van het christelijk geloof.
  3. Een manier om als gelovige in contact te komen met God, is het meedoen aan rituelen.
  4. Polytheïsme: geloof in meerdere Goden. 
  5. Mohammed was een profeet.
  6. Volgens atheïsten is de mens een beperkt wezen.
  7. Volgens Schillebeeckx kunnen mensen het lijden dat voor­komt uit oorlogen niet wegnemen.
  8. Een combinatie van religieuze en humanistische uitgangspunten is mogelijk.
  9. Volgens Darwin had de natuur geen vooropgezet plan.
  10. De stūpa is een relikwieheuvel met daarop een koepelvormig bouwwerk.

 

 

Antwoorden

 

Open vragen

1. De joden kregen tijdens hun bevrijding uit de slavernij in Egypte het idee dat God een bevrijder is. Ze werden als slaven behandeld en moesten zware arbeid verrichten. Zo werden ze ingezet bij de bouw van piramiden. Toen de joden zich onder leiding van Mozes hadden bevrijd, brachten ze dat in verband met God: Jahweh. Híj had hen bevrijd!

2. Een gelovige bevestigt in een gebed zijn geloof in God. Hij toont eerbied voor God.

3. De eucharistie (katholieken) en de ramadan (moslims).

4. Er is slechts één God. Voorbeelden van het monotheïsme zijn jodendom, christendom en islam.

5. Het gaat ervan uit dat er geen God is. Bij de onderbouwing van deze opvatting wordt gebruik gemaakt van verschillende argumenten.

6. Met transcendent doelen we op een God die onze wereld overstijgt. God staat boven en buiten de schepping en kan ook ingrijpen in die schepping. Met immanent bedoelen dat God (ook) tot deze wereld behoort. God is op enigerlei wijze ook aanwezig in déze wereld.

7. Jezus is een voorbeeld van dat het wel kan. Hij was een en al dienstbaarheid. Door de persoon van Jezus van Nazareth hebben christenen een extra argument voor het geloof in God.

8. Omdat God dan geen voorbeeld meer voor ons kan zijn. God is pure goedheid en daarom een voorbeeld voor ons.

9. Volgens het humanistisch atheïsme bestaat God niet als een zelfstandige werkelijkheid. Mensen hebben de neiging om de zin van het leven buiten zich zelf te leggen, in een God. Maar volgens het humanisme moet de mens zélf zin aan zijn bestaan geven.

10. Juist inzicht, juiste bedoeling, juist spreken, juist handelen, juist leven, juist streven, juist bewustzijn en juiste concentratie.

 

Multiple-choice vragen: goed of fout

1f, 2f, 3g, 4g, 5g, 6f, 7f, 8g, 9g, 10g.