Paragraaf 4 Zes groepen levensvragen, opdracht 20

Vraag 1

Je hebt morgen een proefwerk voor aardrijkskunde. Het is een groot proefwerk. Je hebt al twee uur geleerd. Je twijfelt: nog een uur extra leren (met een kans op een voldoende) of nog een uurtje gamen op de tablet. Waar kies je voor?

1. Je leert nog een uur voor het proefwerk.
2. Je hebt genoeg van het leren. Je gaat lekker nog een uurtje gamen. Morgen kijk je wel hoe het loopt met het proefwerk.
3. Je leert nog tien minuten. Dan ga je gamen.

Vraag 2

Je zoekt een bijbaantje. Je wilt graag bij een supermarkt gaan werken. Je hebt al twee keer gebeld maar steeds de bedrijfsleider niet aan de telefoon gekregen. Wat doe je?

1. Je blijft het proberen.
2. Je denkt bij jezelf: “Bekijk het maar, dan maar geen bijbaantje.”
3. Je denkt na over een ander bijbaantje.

Vraag 3

Het is vakantie. Je doet vakantiewerk: aardbeien plukken. Dat verdient leuk, maar al na twee dagen ben je het zat: het is zwaar en eentonig werk. Wat doe je?

1. Je kijkt het nog even een dag aan en dan beslis je of je ermee doorgaat.
2. Je gaat door want je wilt geld verdienen in de vakantie.
3. Je stopt ermee. Dan maar even minder geld.

Vraag 4

Je zit op een sportclub. Je speelt een wedstrijd. Na driekwart van de tijd staat jullie team met 3-0 achter. Wat doe je?

1. Je doet niet echt je best meer. Een dergelijke grote achterstand halen jullie toch niet meer in.
2. Je blijft doorgaan. Misschien kun je er toch nog een gelijkspel uithalen.
3. Je blijft in beweging want je wilt niet nog meer achter komen staan.