Paragraaf 5 Mensenrechten en rechten van het kind, opdracht 28
Opdracht 28
5.2 Rechten van het kind
De Rechten van het Kind
1. De zorg‑voor‑me‑rechten
In deze rechten worden de voorwaarden geformuleerd die het mogelijk maken dat kinderen goed kunnen leven, zoals:
1a. Je hebt recht op voldoende en gezond voedsel.
1b. Je hebt recht om naar school te gaan.
1c. Je hebt recht op gezondheid.
1d. Je hebt recht om je te vermaken (bv. sport en spel).
2. De blijf‑van‑me‑af‑rechten
Deze rechten beschermen kinderen tegen groot kwaad van buitenaf. Voorbeelden van dit soort rechten zijn:
2a. Je mag als kind niet gedwongen worden om te werken.
2b. Je mag als kind niet mishandeld worden.
2c. Je mag als kind niet het slachtoffer worden van oorlog en geweld.
2d. Je mag als kind niet het slachtoffer worden van seks.
3. De ik‑heb‑een‑mening‑rechten
Deze rechten garanderen dat je je mening kunt uiten en dat je serieus genomen wordt in die mening. Voorbeelden:
3a. Je mag je mening zeggen.
3b. Je mag een eigen levensbeschouwing hebben.
3c. Je mag je eigen vrienden en vriendinnen kiezen.
3d. Je hebt recht op informatie die voor jou belangrijk is.
4. De ik‑heb‑extra‑zorg‑nodig‑rechten
Deze rechten zijn van toepassing als je extra zorg nodig hebt. Voorbeelden:
4a. Als kind heb je recht op extra zorg bij een geestelijke of lichamelijke handicap.
4b. Als kind heb je recht op extra zorg als je geen familie meer hebt.
4c. Als kind heb je recht op extra zorg wanneer je vluchteling bent.
4d. Als kind heb je recht op extra zorg wanneer je in aanraking bent gekomen met politie of justitie.