Paragraaf 1 Doelstellingen bij Standpunt Havo/VWO deel 3

Doelstellingen Standpunt Havo/VWO deel 3

 

Inhoudelijke en didactische uitgangspunten van Standpunt voor HAVO/VWO

De methode Standpunt voor HAVO/VWO werkt met een aantal inhoudelijke en didactische uitgangspunten:

 

a. Aansluiten bij de leefwereld van de leerling

Standpunt voor HAVO/VWO neemt steeds de leefwereld van de leerling als uitgangspunt voor haar didactiek. Vandaar dat in deze methode heel veel stukjes zijn opgenomen uit de leefwereld van de leerling.

 

b. Leren over levensbeschouwing

De methode is ontwikkeld vanuit de opvatting dat leerlingen bij het vak levensbeschouwing ook daadwerkelijk dingen leren, uiteraard op hún niveau! Het vak levensbeschouwing draagt bij aan kennis, inzichten en vaardigheden op levensbeschouwelijk gebied.

In Standpunt voor HAVO/VWO is er veel aandacht voor thema’s die levensbeschouwelijk en ethisch worden benaderd. Het gaan om thema’s die relevant zijn voor de persoonlijke, maatschappelijke en beroepsmatige ontwikkeling van de leerling.

 

c. Kennis hebben van de multiculturele samenleving

Standpunt voor HAVO/VWO is ontwikkeld vanuit de gedachte dat elke leerling op het einde van het HAVO/VWO basale kennis dient te hebben van belangrijke levensbeschouwelijke stromingen in onze samenleving, zoals jodendom, christendom, islam en humanisme. In een multiculturele samenleving als de onze is het belangrijk dat burgers een zekere kennis hebben van verschillende levensbeschouwingen en culturele oriëntaties. Zodoende kunnen ze als persoon, als burger én als beroepsfunctionaris goed functioneren.

 

d. Didactische differentiatie

In Standpunt is er aandacht voor beelddidactiek en andere mogelijkheden voor niet-cognitief leren. Een breed spectrum van gevarieerde werkvormen wordt aangeboden: non verbale expressie, quiz maken, test maken, tekeningen maken; interviews houden; invuloefeningen maken; schema’s aanvullen; voorwerpen meebrengen van thuis die te maken hebben met een bepaald onderwerp; een logboek aanleggen; werken met symbolen; etc.

 

e. Een aanzet maken met zelfstandig leren

Het is van belang leerlingen in de basisvorming voor te bereiden op meer zelfstandig leren in de Tweede Fase van het voortgezet onderwijs. Vandaar dat in Standpunt voor HAVO/VWO ook opdrachten zijn opgenomen die minder tekstgebonden zijn en meer een beroep doen op de zelfstandigheid van de leerling. Bij een deel van deze opdrachten zal de leerling gebruik maken van de digitale mogelijkheden die er zijn. Bij een aantal opdrachten wordt de leerling rechtstreeks verwezen naar de website van Standpunt.

 

Hoofdstuk 1 Dood

 

 

Doelstellingen bij dit hoofdstuk

-   De leerling heeft affiniteit met levensvragen rond de dood.

-   De leerling heeft inzicht in redenen om stil te staan bij het thema dood binnen het vak levensbeschouwing.

-   De leerling realiseert zich dat doodgaan onvermijdelijk is voor een mens.

-   De leerling heeft inzicht in het onderscheid tussen dood ‘op afstand’ en dood ‘dichtbij’.

-   De leerling heeft inzicht in het onderscheid tussen een natuurlijke en een niet-natuurlijke dood.

-   De leerling heeft inzicht in rouwen en dat mensen verschillend reageren op het doodgaan van een dierbare.

-   De leerling ziet het verband tussen dood en zingeving.

-   De leerling heeft inzicht in de relatie tussen religie en dood.

-   De leerling heeft kennis van rituelen bij de dood: begraven, cremeren, christelijke rituelen, moderne rituelen.

-   De leerling kan aangeven welke levensvragen er zijn bij het thema dood.

-   De leerling heeft inzicht in de antwoorden van enkele belangrijke levensbeschouwingen op de vraag of er een leven na de dood is:

     • een christelijk antwoord;

     • een humanistisch antwoord.

-   De leerling heeft inzicht in het hindoeïsme en hoe deze godsdienst aankijkt tegen de dood (verdiepingsstof).

-   De leerling kan, in een communicatief proces met de stof en de klas/docent, een eigen antwoord geven op de vraag of er een leven na de dood is.

 

 

Hoofdstuk 2 Waarden, normen en cultuur

 

 

Doelstellingen

-   De leerling heeft inzicht in de begrippen ‘waarden’, ‘normen’ en ‘moraal’.

-   De leerling heeft inzicht in belangrijke waarden in de Nederlandse samenleving, zoals vrijheid, naastenliefde, gelijkwaardigheid, respect en tolerantie (verdiepingsstof).

-   De leerling heeft kennis van etiquette, gedragsregels en fatsoensnormen.

-   De leerling heeft inzicht het begrip ‘cultuur’.

-          De leerling ontwikkelt een eigen opvatting over de vraag: hoe kunnen we omgaan met cultuurverschillen?

 

Hoofdstuk 3 Het humanisme

 

 

Doelstellingen

-   De leerling kan de verschil-lende kenmerken van een levensbe-schouwing bij het humanisme aan-wijzen.

-   De leerling heeft kennis van en inzicht in de geschiedenis van het humanisme (verdiepingsstof).

-   De leerling heeft inzicht in de antwoorden die het humanisme geeft op belangrijke levensvra-gen.

-   De leerling heeft inzicht in mensenrechten en rechten van het kind.

-   De leerling heeft kennis van en inzicht in het leven en de opvat-tingen van enige inspirerende per-sonen van het humanisme.

-   De leerling heeft kennis van belangrijke geschriften van het humanisme, van de belang-rijkste rituelen, feesten en symbo-len, en van de humanistische organi-saties.

 

 

Hoofdstuk 4 Sport

 

 

Doelstellingen bij dit hoofdstuk

-   De leerling ervaart en ziet dat de levensbeschouwelijke benadering toepasbaar is op sport.

-   De leerling kan een omschrijving van sport geven met kenmerken en ook categorieën.

-   De leerling heeft inzicht in de geschiedenis van de moderne sport.

-   De leerling kan aangeven wat hij/zij belangrijk vindt aan sport (sport en zingeving).

-   De leerling heeft kennis van rituelen in de sport en heeft inzicht in functies van sportrituelen.

-   De leerling heeft inzicht in ontstaan en ontwikkeling van de klassieke Olympische Spelen.

-   De leerling heeft inzicht in doping en sport en heeft inzicht in het ethisch debat met betrekking tot dopinggebruik.

-   De leerling betrekt de Fair Play-gedachte op zijn/haar eigen sportgedrag en op het sportgedrag van alle andere betrokkenen bij de sport.

-   De leerling heeft inzicht in actuele ontwikkelingen rond sport en ethiek. (verdiepingsstof)

-   De leerling heeft inzicht in de levensbeschouwelijke uitgangspunten van de Olympische Spelen.

-   De leerling heeft inzicht in de symbolische en rituele vormgeving van de Olympische Spelen.

-   De leerling heeft inzicht in de invloed van politiek en commercie op de Olympische Spelen.

 

 

Hoofdstuk 5 God

 

 

Doelstellingen

-   De leerling heeft inzicht in opvattingen over wel of niet geloven in God.

-   De leerling kent een aantal namen voor God. Die namen zeggen iets over hoe mensen God zien.

-   De leerling is zich bewust van eigen beelden van God.

-   De leerling heeft kennis van verschillende manieren waarop gelovigen in contact komen met God.

-   De leerling heeft inzicht in hoe er tegen God werd aangekeken bij de oude Grieken en Romeinen, door jodendom, christendom en islam.

-   De leerling heeft inzicht in geloofsopvattingen in de Nederlandse samenleving.

-   De leerling heeft inzicht in antwoorden die mensen hebben op de levensvraag: bestaat God? Ze hebben inzicht in het discussieveld rond deze vraag, waarbij als hoofdordening wordt gehanteerd het onderscheid tussen theïsme, atheïsme en agnosticisme.

-   De leerling heeft inzicht in de boeddhistische levensovertuiging (verdiepingsstof).

-   De leerling ontwikkelt in een communicatief proces met de stof en met de klas/docent een eigen antwoord op de vraag of ‘God bestaat’.

 

 

Hoofdstuk 6 Relaties

 

 

Doelstellingen

-   De leerling heeft inzicht in het gegeven dat mensen sociale wezens zijn.

-   De leerling heeft inzicht in verschillende soorten relaties.

-   De leerling is in staat de begrippen vriendschap en liefde te omschrijven en van elkaar te onderscheiden.

-   De leerling kent verschillende vormgevingen van een liefdesrelatie.

-   De leerling heeft inzicht in jaloezie.

-   De leerling heeft inzicht in de begrippen ‘sociale rol’ en ‘sekserol’.

-   De leerling heeft inzicht in de nature-nurture-discussie.

-   De leerling heeft inzicht in een christelijk standpunt over rolverdeling tussen jongens en meisjes.

-   De leerling heeft inzicht in een islamitisch standpunt over rolverdeling tussen jongens en meisjes.

-   De leerling heeft inzicht in feministische opvattingen, in het bijzonder van Simone de Beauvoir (verdiepingsstof).

-   De leerling ontwikkelt in dialoog met de stof, de medeleerlingen en de docent een gemotiveerde eigen opvatting over rolverdeling tussen jongens en meisjes.