Paragraaf 6 Beeldende taal en levensbeschouwing, opdracht 35

Lees de volgende tekst uit de Bijbel en schrijf de antwoorden in je leerwerkboek op bladzijde 126.

 

Hongerigen worden verzadigd

Jezus wilde met zijn leerlingen alleen zijn. Maar de mensen liepen achter hem aan. Jezus sprak met de mensen over het leven dat God schenkt. Hij genas allen die zijn hulp nodig hadden. ’s Avonds kwamen de twaalf leerlingen naar hem toe en zeiden: “Zullen we de mensen naar de dorpen en gehuchten sturen? Daar kunnen ze onderdak en wat te eten krijgen. Hier is het eenzaam als in de woestijn.’ Maar Jezus antwoordde: ‘Geef de mensen te eten.” Zij zeiden: “Wij hebben maar vijf broden en twee vissen. Wij zouden eerst voor al die mensen eten moeten kopen.” Het waren ongeveer vijfduizend man, vrouwen en kinderen niet meegerekend.

Maar Jezus beval zijn leerlingen: “Laat ze gaan zitten in groepen van vijftig.” De leerlingen deden wat Jezus hun bevolen had. Jezus nam de vijf broden en de twee vissen. Hij keek op naar de hemel en sprak een zegenbede uit over de broden en de vissen. Toen brak hij ze en gaf ze aan zijn leerlingen om ze uit te delen. Ze aten allemaal tot ze genoeg hadden. Ja, er bleef nog over: twaalf manden vol brokken. (Lucas, 9, 10-17)

a.  Stel je voor dat je dit verhaal zou lezen als zakelijke taal, tot welke conclusie zou je dan komen na lezing?

b.  Blijkbaar dienen we dit verhaal toch als een beeldend verhaal te lezen. Wat denk je dat de schrijver van dit verhaal duidelijk wil maken over Jezus?