Paragraaf 3 Schoonheid, opdracht 17

Schoonheidsidealen in de geschiedenis

De jagers en verzamelaars uit de oertijd hadden een dik lichaam als ideaal. Om te overleven hadden zij veel vet nodig in periodes dat er minder voedsel was. De Venusfiguurtjes uit deze tijd laten vrouwen zien met flinke vormen: een enorme boezem, stevige heupen en een groot achterwerk. Het zou verband kunnen houden met de vruchtbaarheidscultus.

Bij de oude Grieken was schoonheid een teken van goddelijkheid. Schoonheid werd ook in samenhang gezien met het streven naar het goede. “Wat mooi is, is goed” (Sappho, dichteres antieke Griekenland). Heksen (die stonden voor het kwaad) werden heel lelijk afgebeeld.

Een lenig en gespierd lichaam: dat wat het schoonheidsideaal van de oude Grieken. Zie bijvoorbeeld het beroemde beeld van de discuswerper van Myron (Griekse beeldhouwer uit het midden van de 5e eeuw v. Chr.). Het is gespierd, atletisch en strak. Ook vrouwen spiegelden zich aan dit ideaal. Ze bonden hun borsten af om een figuur te krijgen als een jongen.

Veel later, in de vijftiende eeuw, zien we sommige elementen uit dit schoonheidsideaal terug. De borsten hoorden klein te zijn maar de billen mochten flink uitsteken. Samen met een flinke buik wordt dit wel de S-lijn genoemd. Van de schilderijen van Peter Paul Rubens (1577-1640) kennen we een ander schoonheidsideaal: de rondborstige vrouw.

Aan het einde van de negentiende eeuw is de S-lijn weer terug en vormt een belangrijke modetrend.

Eeuwenlang hebben mannen en vrouwen een lelieblanke huid begeerd. Door een dergelijke huid liet je zien dat je genoeg geld had om niet op het land te hoeven werken. Met andere woorden: door een blanke huid had je een enorme status in de maatschappij. Een verweerde huid wees er op dat je een andere status had: dat je boer of arbeider was. Het is pas in de twintigste eeuw dat het ideaal van een blanke huid uit de samenleving verdwijnt. In de laatste decennia doe je het goed als je er gebruind uitziet. Het wordt gezien als een uiting van dat je het goed maakt, dat je goed in je vel zit of dat je knap bent. Vandaar de vele zonnebanken en reisjes naar zonnige oorden.

In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw ontstaat er weer een opvallend schoonheidsideaal. We herkennen dit ideaal in het Engelse fotomodel Twiggy. Zij werd in 1967 uitgeroepen tot het ideaalbeeld van vrouwelijke schoonheid. Twiggy woog slechts 42 kilo en was 1 meter 68 groot. Ze was bijzonder slank, zo zelfs dat van enige welvingen of rondingen - borsten en heupen - nauwelijks of niets te zien was. Twiggy was destijds hét voorbeeld voor veel jonge meisjes. Er werd enorm veel ‘gelijnd’ en ‘gesnoerd’. In de jaren vóór Twiggy waren Brigitte Bardot en Marilyn Monroe dé trendsetters geweest wat betreft het uiterlijk. Zij waren bepaald niet mager te noemen.

In grote lijnen is maatje 0 het schoonheidsideaal van de laatste decennia: lange benen, een slank figuur, weinig vet en een laag gewicht. Maatje 0 wordt ook wel het modellenmaatje genoemd.

Vanaf het begin van deze eeuw hoort een gladde, rimpelloze huid ook tot het schoonheidsideaal: het haarloze ideaal. Volgens een Engels onderzoek scheert negentig procent van de vrouwen in westerse landen armen, oksels, benen en schaamstreek. Ook rimpels worden gladgestreken. Mannen houden hun schouder-, nek- en borsthaar grondig bij. Door ontharing en aanpassing van het lichaam streven vrouwen en mannen het ideaal van jeugdigheid na.

In ieder geval is duidelijk geworden dat schoonheidsidealen niet vastliggen: ze verschillen per cultuur en historische periode. Ze veranderen steeds.