Paragraaf 3 Schoonheid, opdracht 14

Vraag 1

Iemand zegt dat jij er niet zo goed uitziet. Hoe reageer je?

1. a. Je gaat alles doen om er beter uit te zien.
2. b. Je vindt je uiterlijk niet belangrijk.
3. c. Je denkt: ‘We kunnen er niet allemaal uitzien zoals Doutzen Kroes.’

Vraag 2

Hoe vaak koop je kleding of bekijk je kleding in winkels of op internet?

1. a. Minimaal een keer in de week.
2. b. Minimaal een keer in de maand.
3. c. Een paar keer per jaar.

Vraag 3

Waar let je op als je een jongen of een meisje voor het eerst ontmoet?

1. a. Of hij of zij een goed karakter heeft.
2. b. Of hij of zij er mooi uitziet.
3. c. Een goed karakter, maar een mooi uiterlijk is ook belangrijk.

Vraag 4

Jij volgt de laatste ontwikkelingen in de mode:

1. a. op de voet.
2. b. een klein beetje.
3. c. helemaal niet. Daar heb je geen belangstelling voor.

Vraag 5

Hoeveel tijd breng je ’s morgens door in de badkamer?

1. a. Minder dan vijf minuten.
2. b. Tussen vijf en vijftien minuten.
3. c. Meer dan vijftien minuten.

Vraag 6

Met eten:

1. a. houd je er wel rekening mee dat het gezond is.
2. b. houd je er totaal geen rekening mee dat het gezond is.
3. c. houd je er een klein beetje rekening mee of het gezond is.

Vraag 7

Je hebt van je opa vijftig euro gekregen voor je rapport. Wat doe je?

1. a. Je zet het op de bank.
2. b. Je koopt er nieuwe kleren van.
3. c. Je gaat nadenken over wat je met het geld gaat doen.

Vraag 8

JJe gaat met je vriend(in) op vakantie naar Barcelona. Wat doe je daar het liefst?

1. a. Mooie dingen bekijken.
2. b. Elke dag op het strand liggen en mooi bruin worden.
3. c. Af en toe zonnen, maar ook dingen bekijken.