Paragraaf 3 Geschiedenis van de islam, opdracht 17

Bestudeer de volgende tekst.

Wat betreft de geschiedenis van de islam onderscheiden we zes perioden:
-       570: profeten die geloven in één God.
-       570-750: ontstaan van de islam als godsdienstige groep.
-       750-1258: de gouden eeuwen van de islam.
-       712-1614: islamitisch Spanje: Al-Andalus.
-       1300-1918: het Ottomaanse Rijk.
-       1918-nu: islam in de moderne tijd.

Beschrijf deze zes perioden middels een korte samenvatting.

Maak de opdracht op een apart blaadje.

 

Uitgebreide geschiedenis van de islam

Profeten die geloven in één God (tot 570)
Vaak wordt gezegd dat de islam ontstaan is in de zesde en zevende eeuw na Christus met het optreden van de profeet Mohammed. In de ogen van moslims zelf bestaat de islam echter al veel langer. Sommigen zeggen zelfs: ‘De islam is zo oud als de wereld zelf’. Volgens de islam wordt ieder mens als moslim geboren: ieder mens heeft van nature een aanleg die hem doet zoeken naar God. Daarnaast is ieder mens ook onderworpen aan God. In de ogen van de islam is dat die ene, unieke God, de schepper van hemel en aarde.

De islam ziet Adam (de eerste mens) als de eerste profeet met wie God een verbond sloot. Na Adam zijn er nog meer profeten, zoals Noach, Abraham, Ismaël en Izaäk. Ook Mozes is voor de islam een inspirerend voorbeeld, een groot leider en bovendien de profeet die de goddelijke wet (de Tien Geboden) ontving. Maar net zoals met de andere profeten, gaat het ook na Mozes fout. Mensen dwalen af van het goddelijke pad en dan komt er steeds weer een nieuwe profeet die oproept om het rechte pad te volgen.

Na Mozes volgen David, Salomo en Jezus als profeten. Maar de mensen leven niet volgens de voorschriften van God. Dan is er een heel lange periode zonder profeten tót het optreden van Mohammed in de zesde en zevende eeuw.

Ontstaan van de islam als godsdienstige groep (570-750)
Mohammed voelt zich door Allah geroepen om diens profeet te worden (boodschapper van Allah). Hij benadrukt dat de mensen eerlijk moeten zijn en rechtvaardig. Deze boodschap valt goed bij de inwoners van Mekka, de stad waar Mohammed leefde, maar niet bij de machthebbers.

In 622 wijkt Mohammed met zijn volgelingen uit naar Medina, waarna hij Mekka in 629 verovert. De gehele bevolking bekeert zich tot de islam. Mekka wordt het centrum van de islam. Enkele jaren later overlijdt Mohammed (632).

Historisch (en organisatorisch) ontstaat de islam t in de zesde en zevende eeuw na Christus met het optreden van Mohammed, maar theologisch bestaat de islam dus al veel langer.

De opvolging van Mohammed
De aanhangers van Mohammed zien in hem de laatste profeet van Allah. Mohammed heeft geen opvolger aangewezen. Het Arabische woord voor opvolger of plaatsvervanger is Kalief. De opvolgers van Mohammed zijn dan ook geen profeten maar wel politieke leiders van de moslimgemeenschap. Na Mohammed worden er vier leiders gekozen die een persoonlijke band met Mohammed hadden: Aboe Bakr, Oemar, Oethmaan en Ali.

Aboe Bakr – vriend en leeftijdgenoot van Mohammed – krijgt in het begin het vertrouwen van veel leiders van de islam. Bakr is maar kort aan de macht maar hij is krachtig en onderwerpt veel tegenstanders aan zijn leiderschap. Ook worden onder zijn leiding grote ­gebieden – zoals Syrië en Mesopotamië – veroverd.

In 634 wordt Aboe Bakr opgevolgd door Oemar.

De derde kalief, Oethmaan, wordt al na vijf jaar ­vermoord door opstandelingen. Zij vinden dat hij teveel aan vriendjespolitiek doet (nepotisme) en dat hij het kalifaat niet waardig is.

Na de dood van Oethmaan krijgt Ali de kans tot kalief verkozen te worden. Ali is de zoon van Abu Talib, de oom die Mohammed mee heeft opgevoed. Er is veel verzet tegen een mogelijk kalifaat van Ali, ook van Aïsja, de weduwe van de profeet. Uiteindelijk leidt dit tot verdeeldheid in de islam en wordt de basis gelegd voor de twee belangrijke stromingen: soennieten en sjiieten.

Dertig jaar na de dood van Mohammed nemen de Oemaijaden het leiderschap over. Zij maken van het kalifaat een koningschap. De nieuwe hoofdstad wordt Damascus, in plaats van Medina. De islam breidt zich snel uit tot in India en Noord-Afrika.

De gouden eeuwen van de islam (750-1258)
Tijdens de gouden eeuwen van de islam (de bloeitijd) is Bagdad de hoofdstad van de islam. Filosofie, astronomie, wiskunde, chemie, geschiedenis en de medicijnenstudie ontwikkelen zich in rap tempo. Er worden universiteiten gesticht, onder andere te Cairo: de beroemde Al-Azhar universiteit. Er bestaat een goede samenwerking tussen joden, christenen en moslims op wetenschappelijk gebied.

In de loop van de negende eeuw ontstaat het soefisme: een beweging die de nadruk legt op een persoonlijke band met God. Aanhangers van deze beweging zien de islam niet zozeer als een systeem van goed en kwaad, maar als een individuele beleving van het geloof. In de tiende eeuw ontstaan er op diverse plaatsen ook mystieke orden.

In de tiende eeuw ligt ook de oorsprong van de ­Alevieten: een minderheid binnen de islam. Deze richting ontstaat uit de sjiitische stroming in Turkije. De Alevieten laten ruimte voor niet-islamitische gebruiken, zoals de Semah-dans van het Sjamanisme en de heiligenverering van het christendom. Een inspirerende persoon van de Alevieten is de dertiende-eeuwse zendeling Hadji Bektasj. Van hem zijn uitspraken als: ‘Wat je ook zoekt, zoek het in je zelf’, en ‘Veracht geen enkel volk of mens’. Hij legt hiermee de basis voor de humanistische filosofie van de Alevieten.

Een beroemd islamitische denker in de elfde en twaalfde eeuw is Al-Ghazali (1058-1111). Hij is een soefist en leeft in het gebied van het huidige Iran. Voor veel soennieten is hij een soort tweede leermeester na de profeet. Hij is als denker zeer invloedrijk. Daarom wordt zijn rol wel eens vergeleken met de invloed van Thomas van Aquino op het christelijk denken.

In de elfde en twaalfde eeuw vinden kruistochten plaats: heilige oorlogen van christenen om gebieden te veroveren die door moslims waren ingenomen. Zo wordt in 1099 Jeruzalem door de christenen op de moslims veroverd, waarbij tussen de 65.000 en 70.000 slachtoffers vallen. De islam verovert daarna weer gebieden die men had verloren aan de christenen, zoals Jeruzalem in 1187 door Saladin.

Islamitisch Spanje: Al-Andalus (712-1614)
De islam verbreidt zich vanaf het begin niet alleen in het Midden-Oosten maar ook naar Zuidwest-Europa. Na enkele mislukte pogingen weten Arabische legers in 712 het huidige Spanje binnen te dringen, maar in Frankrijk houden de legers van Karel Martel bij de steden Tours en Poitiers de moslims tegen (732).

Binnen enkele jaren is het grootste gedeelte van het Iberisch Schiereiland (het huidige Spanje en Portugal) in islamitische handen. In de eerste eeuwen is Cordoba de hoofdstad van Al-Andalus. In cultureel opzicht doet het alleen onder voor Cairo en Bagdad. Het Arabisch wordt de officiële taal. Negen eeuwen lang zal de islam nadrukkelijk aanwezig zijn in Spanje.

Al-Andalus, zoals Spanje door de moslims wordt genoemd, komt tot ongekende economische en culturele bloei. De beschaving die zich vormt, wordt ook wel de Moorse beschaving genoemd. De cultuur van Al-Andalus was islamitisch, maar het christendom en het jodendom leveren ook een bijdrage. Christenen, maar vooral Spaanse joden, zorgen ervoor dat veel aspecten van de rijke Arabische cultuur worden doorgegeven aan West-Europa. Eerder hebben de Arabieren delen uit de Griekse en Indische cultuur - waar ze kennis mee hadden gemaakt bij hun veroveringen - verder ontwikkeld.

Van de achtste eeuw tot in de late middeleeuwen vindt er veel handel en culturele uitwisseling plaats tussen de Arabische wereld en West-Europa, vooral Spanje. In deze tijd worden veel Arabische woorden opgenomen in de Europese talen, zoals de woorden algebra, magazijn en admiraal.

Na enkele eeuwen raakt ­Al-Andalus meer en meer verdeeld, met als gevolg dat de invloed van de islam afbrokkelt. In 1085 valt Toledo in handen van de christenen, maar een grotere klap is de val van Cordoba in 1236 en van Sevilla in 1248.

De moslims moeten steeds meer terrein afstaan en trekken zich terug op hun laatste grote bolwerk: Granada, de stad van het Alhambra. De val van deze stad in 1492 wordt wel gezien als het einde van de islamitische periode op het Iberisch Schiereiland. De joden worden uit Spanje verbannen en de achterblijvende moslims werden gedwongen te kiezen tussen vertrek of gedwongen bekering. Velen kiezen voor bekering (en laten zich dopen) maar blijven in het geheim moslim. Deze mensen (ongeveer 300.000) worden Moriscos genoemd (crypto-moslims). Ze worden als een gevaar voor de staat gezien en tussen 1609 en 1614 gedwongen het schiereiland te verlaten.

Het Ottomaanse Rijk (1300-1918)
Het huidige Turkije vormt het hart van een immens islamitisch rijk in de periode 1300 tot begin twintigste eeuw: het Ottomaanse Rijk. De Turkse kaliefen zijn eeuwenlang de geestelijke leiders. Op het hoogtepunt omvat dit Rijk meer dan 2.500.000 km2: een gebied dat zich uitstrekt van de Tigris tot aan de Donau.

Osman (1258 - 1324) wordt gezien als de grondlegger van dit rijk. Hij strijdt tegen de Byzantijnen en verovert gebied op hen. In de middeleeuwen is Turkije zonder meer het centrum van de islam. Nicea, dat voor christenen symbolische waarde heeft, wordt in 1330 veroverd. Ook belangrijke delen van de Balkan vallen in handen van de Ottomanen. In 1453 valt Constantinopel (het vroegere Byzantium) in handen van moslims. De naam van de stad wordt veranderd in Istanbul. In de zestiende eeuw rukt men op tot midden Europa (onder andere Wenen) en weet men ook Egypte te veroveren. Ook grote delen van het Midden-Oosten komen binnen de invloedssfeer van de Ottomanen.

In de negentiende eeuw komt het Ottomaanse Rijk meer en meer onder druk te staan. Een aantal landen - zoals Hongarije, Servië, Bulgarije en Griekenland - wordt met hulp van de grootmachten (Rusland, Frankrijk en Engeland) onafhankelijk. Deze landen omvatten vaak gebieden die eeuwenlang Ottomaans zijn geweest.

Ook worden in de negentiende eeuw steeds meer islamitische gebieden bezet door Europese mogendheden, zoals Frankrijk, Engeland, Nederland en Rusland. Denk bijvoorbeeld aan Algerije (Frankrijk), India (Engeland) en Nederlands Indië (Nederland). In een aantal gevallen gaat dat gepaard met fors geweld.

Op bepaalde onderdelen, zoals economie, politiek, techniek en wetenschap, wordt de islamitische cultuur bedreigd en volgens sommigen overvleugeld door westerse ontwikkelingen. Denk daarbij aan het verlichtingsdenken, de opkomst van een vrije markteconomie en de ontwikkeling van democratische rechtsstaten. In sommige landen, zoals Turkije, worden delen van de westerse cultuur opgenomen in de eigen islamitische cultuur.

Het definitief uit elkaar vallen van het Ottomaanse Rijk wordt een feit tijdens de Eerste Wereldoorlog, waarbij ook de meeste gebieden in het Midden-Oosten verloren gaan. Uit delen van de resten van het Ottomaanse Rijk wordt in het begin van de twintigste eeuw het moderne Turkije gevormd. Moestafa Kemal Atatürk staat in 1917 aan de basis van dit land. Hij voert een op het Westen gebaseerd wetsysteem in met een scheiding tussen godsdienst en staat.

De twintigste en eenentwintigste eeuw
Na de Tweede Wereldoorlog worden veel landen met een grote islamitische bevolking zelfstandig. Het is de periode van dekolonisatie. In veel islamitische landen is er men kritisch op de westerse landen. Men oordeelt negatief over de koloniale bezetting (uitbuiting en onderdrukking van de moslimbevolking). Men wil de eigen cultuur beschermen tegen een aantal westerse invloeden.

In de laatste decennia is er een opkomst van islamitische fundamentalisten. Men wil leven naar de regels van de islam; terug naar de eigen, oorspronkelijke cultuur en traditie. In de Arabische wereld, maar ook in de rest van de wereld, is de laatste jaren (vanaf 2014) de Islamitische Staat actief. Doel van deze organisatie is een gebied te creëren dat geregeerd wordt door een kalief: een opvolger van Mohammed. Onder andere in Irak, Syrië en Libië. Met militaire middelen heeft men gebieden veroverd en onder controle gebracht. Een aantal laden (Verenigde Staten, Groot-Brittannië, Denemarken, België en Nederland) voert oorlog tegen de Islamitische staat.

In de laatste decennia worden overal ter wereld aanslagen gepleegd door mensen die zich op de islam beroepen: bijvoorbeeld in Amerika (Twin Towers van het World Trade Center, 2001), Indonesië (Bali, 2002), Frankrijk (Parijs, Charley Hebdo, 2015), Turkije (Istanbul, 2016) en Duitsland (Berlin, 2016).