Paragraaf 30 Rollenspel

Omschrijving: bij een rollenspel spelen de deelnemers elk een rol. Met andere woorden: men bootst iemand na: in een bepaalde situatie of in een beroep. Bijvoorbeeld een rollenspel waarbij een sollicitatiegesprek wordt nagespeeld. Of een slecht nieuwsgesprek van een doktor met een patiënt of een trainer met een speler in een team.
Belangrijk bij een rollenspel is dus dat er sprake is van ‘spontaan handelen’ op basis van een bedachte situatie.

Doel: het vergroten van het inlevingsvermogen van de deelnemers; het bevorderen van het verbale en non-verbale uitingsvermogen van de deelnemers; het  inzicht krijgen in bepaalde situaties, bijvoorbeeld conflictsituaties in een groep; etc.

Werkwijze:

1. De leraar stelt het leerdoel van het rollenspel vast en communiceert dit naar de leerlingen.

2. De leraar of de leerling geeft aan welke situatie nagespeeld zal worden.

3. De leraar – of de leerling – geeft aan wie welke rol gaat spelen, eventueel met aanvullende instructie (over de persoon, de achtergrond, de rol, etc.).

4. De leraar – of de leerling – geeft aan welke taak er ligt voor de (mogelijke) observanten. Eventueel krijgen zij een observatieformulier van de leraar.

5. De leerlingen bereiden zich voor op hun rol en op de situatie die nagespeeld gaat worden.

6. De uitvoering van het rollenspel vindt plaats: rollen worden gespeeld en de observanten observeren en maken daar notitie van.

7. In de nabespreking wordt feedback gegeven door observanten en leraar. Op basis daarvan is er ook interactie met de deelnemers van het rollenspel. Doel van de nabespreking is ook om leerpunten te formuleren.

8. Tot slot kan het rollenspel (het leerdoel, de voorbereiding, de uitvoering en de nabespreking) geëvalueerd worden.