Paragraaf 7 Leerpunten bij dit hoofdstuk, opdracht 40

Oefentoets

Open vragen

1a. Het jodendom is een monotheïstische godsdienst. Leg dit uit.
b. Noem nog twee andere monotheïstische godsdiensten.

2. Wat zijn orthodoxe joden?

3. Waarom ontstond uit het joden het christendom?

4. Wat is de uittocht?

5. Wat is een synagoge?

6. Welke positie hadden de joden in de middeleeuwen?

7. Wat zijn pogroms?

8. Wat is Tsedaka en wat houdt het in?

9. Volgens Martin Buber is ieder mens uniek. Leg dit uit.

10. Wat is een rabbijn?

 

Multiple-choice vragen: goed of fout

Geef aan of de volgende uitspraken goed of fout zijn. Let op: alleen ‘goed’ of ‘fout’ noteren!

1.     Een Messias is een verlosser die het Rijk van God zal brengen.

2.     Joden zien in Jezus de lang verwachte Messias en ook de Zoon van God.

3.     Maimonides (1135-1204) was een inspirerend joods persoon.

4.     Antisemitisme betekent haat tegen mensen uit Israël.

5.     Volgens de joodse godsdienst is contact met God erg be­langrijk.

6.     De Tien Geboden vinden we in het boek Genesis.

7.     Vloeken is niet in overeenstemming met de Tien Woorden.

8.     De belangrijkste boeken voor het jodendom zijn het Oude en het Nieuwe Testament.

9.     Belangrijke joodse symbolen zijn het keppeltje en de Menora.

10.  In Nederland wonen ongeveer 150.000 joden.

 

De antwoorden

Open vragen

1a. Monotheïstisch wil zeggen een godsdienst waarbij één God wordt erkend (mono = een, theos = God). In de geloofsbelijdenis van het jodendom ‘Hoor Israël, de Heer, onze God, de Heer is één’ komt dat monotheïsme tot uitdrukking.
b. Christendom en islam.

2. Volgens orthodoxe joden komt de Thora letterlijk van God. Orthodoxe joden vinden het belangrijk om trouw te zijn aan de Thora. Ze houden zich heel strikt aan alle regels die in de Thora staan. Zo eten ze bijvoorbeeld nooit melk en vlees samen. De mannen dragen zwarte kleren en een hoed. Ze hebben baarden omdat ze zich niet mogen scheren. In de ogen van orthodoxe joden is iemand joods als zijn moeder joods is. Daarnaast kan iemand ook joods worden door bekering.

3. In de tijd dat de Romeinen heersen over Palestina zijn er joden die volgelingen zijn van Jezus, die zelf ook jood is. Na de dood van Jezus ontstaat het christendom. Christenen zien in Jezus de lang verwachte Messias en ook de Zoon van God.

4. In de veertiende eeuw voor Christus komt er in Egypte een farao die het joodse volk als slaven gebruikt. Onder leiding van Mozes ontsnapt het volk uit Egypte en gaat opnieuw op weg naar het beloofde land. Tijdens die tocht krijgt Mozes van God de Tien Geboden. De uit­tocht uit Egypte (de Exodus) wordt elk jaar herdacht tij­dens Pesach, het paasfeest.

5. De plaats van samenkomst van joden: er wordt gebeden, gefeest en de Thora bestudeerd (het Leerhuis) onder leiding van een rabbijn.

6. Joden krijgen in de middeleeuwen vaak de schuld van oorlogen of van een pestepidemie.

7. Georganiseerde aanvallen op joden in Polen en in Rusland.

8. Het joodse woord voor rechtvaardig (gerechtigheid) is Tsedaka en dat betekent dat je je medemens recht hoort te doen. Ieder mens heeft recht op een menswaardig bestaan: eten en drinken, fatsoenlijke kleding, een dak boven je hoofd, mogelijkheden om je te ontplooien, etc.

9. Ieder mens heeft iets eigens: iets wat hem of haar onderscheidt van een ander. Ieder mens heeft een heel eigen persoonlijkheid: eigen karaktertrekken, eigen kwaliteiten en eigen ideeën over het leven. Van mensen zijn er nooit twee hetzelfde en dat maakt mensen ook zo bijzonder en waardevol.

10. De rabbijn is de geestelijk leider en de leermeester van de synagoge. Hij is deskundig op het gebied van de joodse wet. Een rabbijn mag ook de diensten leiden in de synagoge, maar dat hoeft niet.

 

Multiple-choice vragen

1g, 2f, 3g, 4f, 5g, 6f, 7g, 8f, 9g, 10f.