Paragraaf 5 Uitingsvormen van het christendom, opdracht 32

Lees het volgende bijbelverhaal en schrijf dan het antwoord op de vraag in je boek.

De goede herder

Veel tollenaars en zondaars kwamen naar Jezus en luisterden naar hem. De farizeeërs en schriftgeleerden ergerden zich daaraan en zeiden: ‘Hij gaat om met zondaars, hij eet zelfs met ze!’

Daarom vertelde Jezus hun deze gelijkenis: ‘Veronderstel nou eens dat iemand honderd schapen heeft. Wanneer nu één van deze schapen verloren raakt, zal hij dan niet de andere schapen op het weiland achterlaten en zoeken totdat hij het verloren schaap terugvindt? En wanneer hij dat schaap terugvindt, zal hij zo blij zijn dat hij het op zijn schouders neemt. Wanneer hij dan thuiskomt, zegt hij tegen zijn vrienden en buren: ‘Wees samen met mij blij: mijn schaap was verloren en ik heb het teruggevonden.’

En Jezus zei: ‘Zo gaat het ook bij God in de hemel. Hij verheugt zich op iedere zondaar die beter gaat leven.’
(Johannes 10)

 

Toelichting bij dit verhaal

Tollenaars: degenen die belastingen hieven ten tijde van Jezus. Vaak deden ze dat voor de Romeinse overheid en hielden er zelf nog aan over. Daarom waren ze niet geliefd onder de bevolking.
Zondaars: dat waren mensen die fouten maakten. Ze leefden niet volgens de bedoeling van God.
Farizeeërs: joden die zich strikt hielden aan de regels uit de joodse wetgeving. Ze wilden door sober en vroom te leven dicht bij God zijn. Ze leefden dicht bij het gewone volk en wilden hen ook kennis overdragen.

Tegenwoordig wordt het woord farizeeër wel gebruikt om iemand aan te duiden die naleving van regels belangrijker vindt dan het menselijke aspect.

Schriftgeleerden: joden die Mozes’ wet bestudeerden en uitlegden aan het joodse volk.

b. Wat wil Jezus duidelijk maken met dit verhaal?